Nederlandse varkensvleesketen verdient gezond overheidsbeleid
Consolidatie is bij de Nederlandse varkensslachterijen al decennia aan de gang; de primaire sector krimpt. COV-voorzitter Laurens Hoedemaker besprak met vakblad Boerderij hoe belangrijk het is dat Nederland een flinke varkenshouderij behoudt. Over het maatschappelijk draagvlak van de varkensvleesketen zijn weinig zorgen. Politiek draagvlak is een ander verhaal: “De overheid mag wel meer belangstelling tonen”, aldus de COV-voorzitter.
Bron: Boerderij
COV: ‘Overheid mag wel meer belangstelling tonen’
De Nederlandse varkensslachterijen zijn qua omvang en uitrusting in balans met de varkenshouderij en de afzetkant van het varkensvlees. Dat zegt Laurens Hoedemaker, voorzitter van de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV).
Hoedemaker reageert op het stoppen van Gosschalk in Epe en het voornemen van Pali om vanaf 1 april het varkens slachten aan Compaxo over te laten. Wel zijn er zorgen. Hoedemaker: “De varkensvleesketen verkeert in onzekere tijden. Het is van belang dat er een flinke varkenshouderij overblijft.”
Is daar twijfel over?
“Dat is erg koffiedik kijken. Het verandert snel. Eind 2022 wilden veel varkenshouders stoppen. Na een jaar met goede marges is de animo om te stoppen kleiner. Ook speelt de export van biggen en slachtvarkens een rol in het binnenlandse varkensaanbod. De varkensexport trekt weer even aan. Dit zijn allemaal factoren die de inkoopprijs voor de slachterijen bepalen. Maar ook aan de afzetzijde gaat het alle kanten op. China is daarin heel bepalend. In Nederland speelt het prijsbeleid van supermarkten een grote rol.”
Er zijn in 2023 sinds langere tijd weer minder dan 15 miljoen varkens geslacht. Is dat het begin van een dalende trend?
“Het is te vroeg om dat te stellen. We zullen het over een jaar zien. Het geeft wel aan hoe volatiel de markt is. De consolidatie onder varkensslachterijen is al twintig jaar aan de gang. Het is logisch dat dit doorzet. De ondernemers die varkens slachten reageren tamelijk nuchter op het gegeven dat de primaire sector mogelijk krimpt. Een groter zorgpunt is Afrikaanse varkenspest (AVP). Dit kan zomaar opduiken, bleek vorig jaar in Zweden. Net als Frankrijk zou Nederland afspraken moeten maken met China over doorlevering van varkensvlees uit AVP-vrije zones. Het is inderdaad niet zeker of China zich daaraan houdt in geval van nood. Niettemin heb je een betere beginpositie als het op onderhandelingen aankomt. De overheid zou best meer preventief mogen doen op gebied van AVP.”
Misschien heeft dat geen prioriteit bij de overheid. Ligt daarin een taak voor de varkensvleesketen om het draagvlak te vergroten?
“Ja, om die reden zijn we de campagne Nederland vleesland gestart. Daarmee willen we balans brengen in het politieke en maatschappelijke debat over de veehouderij- en vleessector. Ik denk dat het met het maatschappelijk draagvlak van de varkensvleesketen wel goed zit. Dat blijkt uit onderzoeken. Dit moet zich vertalen naar meer politiek draagvlak.
De overheid mag echter wel meer belangstelling tonen. Meer steun en trots vanuit de politiek hebben we hard nodig. We produceren in Nederland heel milieu- en diervriendelijk varkensvlees, maar de kostprijs is wel hoger dan elders in de wereld.
Daarbij is de focus in het veehouderijdebat te veel gericht op Nederland. Het vlees moet naar landen waar men bereid is meer te betalen. En ook naar China, want daar eten ze onderdelen van het varken die wij niet eten. Export is harstikke duurzaam. Het zou goed zijn als een nieuwe regering strategisch landbouwbeleid ontwikkelt, met voedselzekerheid als een van de punten. Dan wordt veel meer integraal naar de varkensvleesketen gekeken en niet zoals nu heel gericht op milieu en dierenwelzijn.”
Lees hier het complete artikel ’Varkensslachterijen, en toen waren er nog vier’ in Boerderij.